Goudstaaf legt nieuwe bom onder Box 3 belasting

Box 3, de belasting op het rendement op sparen en beleggen, blijft de fiscale gemoederen bezig houden.

Over de jaren 2017 tot en met 2022 werd het totale vermogen fictief opgedeeld in een stukje sparen tegen een laag rendement en risicovol beleggen tegen een hoog rendement. Hoe hoger het vermogen, hoe meer er wordt belegd volgens de belastingdienst.

Al jaren wordt er discussie gevoerd over fictieve verdeling van het vermogen en de fictieve rendementen op het vermogen. Wie er voor kiest om te sparen, of wie minder fortuinlijk is met zijn risicovolle beleggingen, betaalt door dit systeem procentueel meer belasting dan wie veel rendement haalt.

Kerstarrest

Op kerstavond 2021 oordeelde de Hoge Raad dan ook dat de wetgeving van 2017 niet houdbaar was en dat de wetgever te lang treuzelde met aanpassingen. Niet alleen de fictieve verdeling van het vermogen tussen sparen en beleggen, maar ook het fictieve rendement benaderde de werkelijkheid niet, belemmerde de vrije beschikking over vermogen en leidde tot ongelijke behandeling.

Spaarvariant

Naar aanleiding van wat inmiddels het Kerstarrest is gaan heten werd de fictieve verdeling van het totale vermogen los gelaten. Er werd een nieuwe verdeling in Box 3 ingevoerd die de zogenoemde Spaarvariant is gaan heten.

In de Spaarvariant wordt het vermogen, op basis van werkelijke gegevens, opgeknipt in drie elementen die elk een eigen fictief rendement kennen welke ieder voor de jaren 2017-2023 opnieuw zijn vastgesteld.

Op bankrekeningen wordt een rente van 0,36% aangenomen (voorlopige tarief 2023).
Op beleggingen wordt een rendement van 6,17% aangenomen (tarief 2023).
Op schulden wordt een rentelast van 2,57% aangenomen (voorlopige tarief 2023).

Deze Spaarvariant werd vervolgens voor de jaren 2017 en later gebruikt voor compensatie indien de Spaarvariant voordeliger was dan de wet. Deze compensatie is uitbetaald aan tijdige bezwaarmakers en over alle definitieve aanslagen die vanaf 12 november 2021 zijn opgelegd (dus ook alle aanslagen over 2021 en 2022).

Vanaf 2023 is de Spaarvariant de nieuwe wettelijke regeling geworden.

De goudstaaf

Een mevrouw had in 2018 ongeveer € 95.000 op de bank staan (waarop € 38 rente is ontvangen), en daarnaast had zij een goudstaaf in haar kluis liggen. Deze was op 1 januari 2018 ongeveer € 33.900 waard en op 1 januari 2019 ongeveer € 34.600,-. De goudstaaf was € 700 in waarde gestegen, een rendement van ongeveer 2%.

Op basis van de wettelijke rekenregels in 2018 heeft mevrouw € 2.660 aan fictief rendement in Box 3 ontvangen die tegen 30% is belast. Hiertegen heeft mevrouw bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het kerstarrest heeft mevrouw compensatie gekregen. Het fictief rendement is verminderd naar € 1.480.

Er is verzocht om verdere vermindering. Immers, het rendement op de goudstaaf is, volgens de tarieven van 2018, berekend tegen 5,38% terwijl de werkelijke waardestijging van de goudstaaf slechts 2% bedroeg.

De Rechtbank Den Haag oordeelde dat rechtsherstel dient te volgen op basis van het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om dit werkelijke rendement aan te tonen. Rekening houdende met de waardestijging van de goudstaaf, de ontvangen rente op de bank en het heffingsvrije vermogen, heeft de Rechtbank het rendement in Box 3 verder verminderd naar € 566.

Wat betekent deze uitspraak?

De uitspraak is van een lagere rechter en zal waarschijnlijk nog worden getoetst door de Hoge Raad.

De uitspraak ziet in beginsel op de compensatie over de jaren 2017 tot en met 2022 en is mogelijk ook toepasbaar op de nieuwe wet vanaf 2023.

De uitspraak kan worden gebruikt door degenen die compensatie hebben ontvangen, om de belasting in Box 3 nog verder te verlagen. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat het werkelijke rendement lager ligt dan het rendement waarmee de Spaarvariant jaarlijks rekent (dat is ongeveer 5% tot 5,5%).

Over de jaren 2018-2021 kan, afhankelijk van de status van de aanslag nog een verzoek of een bezwaar worden ingediend. Voor 2022 kan bezwaar tegen de aanslag worden aangetekend zodra deze wordt opgelegd.

Voor 2023 kan pas voor het eerst in 2024 bezwaar worden aangetekend. Deze uitspraak ziet nog niet direct op de nieuwe wet, omdat er expliciet over herstel wordt gesproken. De nieuwe wet kan hiermee mogelijk wel onder druk komen te staan omdat deze op dezelfde regels als het rechtsherstel is gebaseerd.

Werkelijk rendement

Voor een verzoek is het werkelijke rendement relevant. Helaas is op dit moment nog niet duidelijk hoe dit wordt berekend. Rechtbank Den Haag gaat bij de goudstaaf (en in een andere uitspraak bij een vakantiewoning) uit van de waardestijging, zelfs als deze niet is gerealiseerd door verkoop. Hof Arnhem-Leeuwarden wees eerder in 2022 nog een niet-gerealiseerde waarde daling af in de rendementsberekening. Dit lijkt derhalve tegenstrijdig. Daarnaast is ook onduidelijk hoe bijvoorbeeld moet worden omgegaan met kosten en afschrijvingen.

Werkelijk rendement kan ook lager zijn als de verschuldigde rente op schulden hoger is dan de rekenrente van de Spaarvariant (tussen 2% en 3%). Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn op schulden die een gevolg zijn van schenkingen op papier. De rente hierop moet volgens de belastingwet in de regel 6% bedragen.

Het laatste is dan ook zeker nog niet geschreven over Box 3. Op dit moment is het noodzakelijk om werkelijke rendementen in kaart te gaan brengen en het oordeel van de Hoge Raad af te wachten.