Op 1 januari 2023 wijzigen de regels ten aanzien van de belastingheffing in Box 3. In Box 3 wordt belasting geheven over (het fictieve rendement op) het vermogen per de peildatum van 1 januari.
De nieuwe regeling heeft een onbedoeld gevolg voor partners die onder huwelijkse voorwaarden zijn gehuwd of samenwonen met een samenlevingscontract (deze blog beperkt zich voor de leesbaarheid tot huwelijkse voorwaarden).
De regeling tot en met 2022
Over 2022 geldt dat het vermogen van de twee partners wordt bepaald. Vervolgens wordt er een tarief berekend op basis van de omvang van het vermogen. Op basis van een uitspraak van de Hoge Raad zal de belastingdienst de methodiek van 2023 al toepassen als deze voordeliger is. De belasting wordt dus berekend volgens de voordeligste methode: 2022 of 2023. Dit is afhankelijk van de bestanddelen van het vermogen.
De nieuwe regeling vanaf 2023
Onder de nieuwe regels wordt het vermogen uitgesplitst in drie categorieën: bankrekeningen, overige bezittingen en schulden.
Over de bankrekeningen en overige bezittingen wordt een inkomen berekend op basis van een vast percentage. Voor de overige bezittingen is dit 6,17% van de waarde. De schulden zijn aftrekbaar tegen een percentage dat pas na afloop van het jaar bekend wordt. In 2021 was dit 2,46%, gelet op de stijgende rente zal deze in 2023 wellicht wat hoger komen te liggen. Over het inkomen wordt 32% belasting geheven.
Over 2023 geldt alleen nog deze regeling. Er wordt niet meer gekeken welke regeling voordeliger is.
Gevolg voor partners
De nieuwe regeling heeft een onbedoeld gevolg voor fiscaal partners. Naar aanleiding van vragen uit de Eerste Kamer is toegelicht dat dit op zich niet bedoeld is, maar dat het nieuwe systeem nu eenmaal zo werkt.
Binnen huwelijkse voorwaarden is het mogelijk dat een partner een vordering heeft op de andere partner. Afhankelijk van de inhoud van de huwelijkse voorwaarden is het dan ook aan te raden om jaarlijks een verrekening op te (laten) stellen.
Tot en met 2022 was het zo dat de ene partner een vordering aan diende te geven en de andere partner de corresponderende schuld. Omdat in Box 3 over het totale vermogen werd geheven leidde dit per saldo niet tot heffing.
In de nieuwe regeling moet eerst de vordering worden berekend tegen het percentage voor overige bezittingen en de schuld tegen het percentage voor schulden. Deze percentages zijn niet gelijk. Dit kan tot heffing leiden.
Vereenvoudigd voorbeeld
Meneer en mevrouw zijn onder huwelijkse voorwaarden gehuwd. Op basis van de huwelijkse voorwaarden heeft meneer een vordering van € 100.000 op mevrouw. Tevens hebben zij ieder € 100.000 (dus samen € 200.000) op de bankrekening staan. De schuldendrempel blijft in dit voorbeeld buiten beschouwing.
2022
Eerst wordt het gezamenlijke belaste vermogen bepaald. Dit is:

Over deze € 98.700 wordt 1,82% inkomen berekend, welke is belast tegen 31%.
De heffing is dus € 556.
2023
Eerst wordt het rendementspercentage bepaald op basis van individuele vermogensbestanddelen. (De bankrekening en schulden percentages over 2023 en 2022 zijn nog niet bekend, de in het voorbeeld genoemde percentages zijn uit 2021).

Het gemiddelde rendement is € 3.730 / € 200.000 = 1,86%.
Dit wordt verrekend over het gezamenlijke belaste vermogen van € 86.000 derhalve € 1.604 inkomen. Het inkomen is belast tegen 32%, of te wel € 513 aan heffing.
2023 variant
Stel dat:
- Of meneer en mevrouw in gemeenschap van goederen waren gehuwd.
- Of mevrouw met haar € 100.000 bankrekening de schuld voor 1 januari zou hebben afgelost.
Zij zouden dan onderling geen vordering en schuld (meer) hebben.
Eerst wordt het rendementspercentage bepaald op basis van individuele vermogensbestanddelen.

Het gemiddelde rendement is € 20 / € 200.000 = 0,01%
Dit wordt verrekend over het gezamenlijke belaste vermogen van € 86.000 derhalve € 8 inkomen. Deze is belast tegen 32%, of te wel € 2 aan heffing.
Deze heffing is aanzienlijk lager dan de € 513 heffing bij de huwelijkse voorwaarden.
Oplossingen
Er zijn verschillende oplossingen denkbaar. Die zijn echter afhankelijk van de persoonlijke situatie. Dit moet dan wel voor 1 januari gebeuren.
Zo kan het voordelig zijn om de onderlinge schuld af te lossen.
Schenking van de schuld kan mogelijk zijn, afhankelijk van de terugverdientijd van de schenkbelasting. Dit is per situatie anders.
Afhankelijk van de situatie is het soms ook mogelijk om de vordering (en de bijbehorende schuld) op een lager dan nominaal bedrag te waarderen.
Bezwaar
Bezwaar tegen deze specifieke berekening lijkt niet kansrijk. De wetsgevolgen zijn immers expliciet in de Eerste Kamer behandeld en aanvaard (er van uitgaande dat de wet wordt aangenomen).
Er zijn wel gronden om tegen het rendementspercentage van 6,17% bezwaar te maken. Dit hangt echter af van de (eventueel) afgesproken rente in de huwelijkse voorwaarden en het rendement op overige bezittingen.
Conclusie
De nieuwe Box 3 heffing is al zeer discutabel en leidt ook tot een onbedoelde belastingverhoging bij partners die onderlinge vorderingen en schulden hebben. Dit zal tevens tot gevolg hebben dat de aangifte inkomstenbelasting voor deze partners aanzienlijk complexer zal worden, en dat het belang van een periodieke verrekening van de huwelijkse voorwaarden toeneemt om een goede aangifte te kunnen opstellen.
Mocht je hierover vragen hebben, kun je uiteraard contact opnemen met een van onze adviseurs! Samen kunnen we de impact van het bovenstaande voor jouw situatie bepalen.